Op 25 mei 2020 werden in Suriname verkiezingen gehouden. De partij van Desi Bouterse, de Nationale Democratische Partij (NDP), kreeg van de kiezers een flinke klap en verloor maar liefst tien van haar zesentwintig zetels in De Nationale Assemblée (DNA). Deze uitslag markeert het einde van het tweede Bouterse-tijdperk.
De zogenaamde Vooruitstrevende Hervormings Partij (VHP) werd de grootste partij met maar liefst twintig zetels. Ook de Algemene Bevrijdings- en Ontwikkelingspartij (ABOP) behaalde winst. De uitslag werd op vrijdag 19 juni door het Onafhankelijk Kiesbureau bindend verklaard. De genoemde oppositiepartijen lieten er geen gras over groeien en sloten, samen met de Nationale Partij Suriname en Pertjaja Luhur (PL), hiervóór al een regeerakkoord.
Op 29 juni zullen de leden van De Nationale Assemblée bijeenkomen en zal het proces beginnen waarmee een nieuwe president officieel zal worden gekozen. Volgens het gesloten akkoord zal het de leider van de VHP worden, de heer Santokhi. Hij is het voormalig hoofd van de politie en staat ook wel bekend als de ‘sheriff’. De partijen komen voor een tweederde meerderheid echter één zetel tekort, wat steun van een andere partij nodig maakt.
Alle partijen maken gebruik van de terechte onvrede onder de Surinaamse bevolking. Bouterse kwam in 2010 weer aan de macht en werd in 2015 herkozen op basis van een programma van nationale eenheid, progressieve hervormingen en door zich op jongeren te richten, maar desondanks groeide de ontevredenheid. Armoede is, zoals bekend, de gesel van Zuid-Amerika en Suriname is geen uitzondering: zeker de helft van de bevolking heeft een laag inkomen. Het land is afhankelijk van export en verkeert in economische crisis, gekenmerkt door hoge inflatie, die de hele bevolking raakt. Corruptie viert er hoogtij. De ontluikende coronacrisis zal de situatie alleen maar verergeren.
De VHP wierp zich tijdens de verkiezingen op als remedie tegen het ‘Bouterse-virus’ en beloofde Suriname te zullen ‘redden’. In het verleden richtte de VHP zich vooral op hindostaanse Surinamers, maar nu doet deze zich sociaal voor en zoekt ze steun bij andere groepen. De winst van deze ‘vooruitstrevende’ partij zal echter geen fundamentele verandering betekenen voor Suriname. De partij zegt te staan voor een ‘sociaal-liberale samenleving met een gereguleerde vrije markteconomie’, zich te baseren op ‘idealistische en staatkundige beginselen, de Grondwet, en internationale verdragen’ en meer ontzag te hebben voor ‘democratie’. Met andere woorden: het is een kapitalistische partij. Ook de ABOP en de andere partijen beroepen zich op dergelijke clichés. De problemen waar Suriname mee kampt, worden vanzelfsprekend niet, zoals de oppositiepartijen volhouden, veroorzaakt door één persoon of uitsluitend door slecht politiek beleid. Het probleem is dat het kapitalisme in Suriname geen progressieve rol kan spelen en het land niet verder kan brengen.
Wat Suriname nodig heeft en wat ontbreekt, is een klassenalternatief: een platform dat, met steun van de vakbonden, alle onderdrukte Surinamers kan verenigen op basis van strijdbare eisen, zoals de uitbreiding van sociale zekerheid en verhoging van het minimumloon om armoede te bestrijden. Tegelijkertijd moet er worden gebouwd aan een marxistische tendens die pleit voor de nationalisatie van de delfstoffen en industrie, die vervolgens onder democratische arbeiders- en gemeenschapscontrole moeten worden gesteld.
Vanuit Nederland moeten wij, als Nederlandse marxisten, de groei van de voorhoede van de Surinaamse arbeiders en jongeren beslist (onder)steunen, waar dit kan. We moeten ons verder uitspreken tegen de schijnheilige en paternalistische houding van de Nederlandse heersende klasse: de relatie tussen Suriname en Nederland moet gegrond zijn op gelijkheid. De Surinaamse bevolking heeft het recht om te stemmen op wie ze wil, niet slechts op kandidaten die de Nederlandse kapitalisten bevallen.
De uitslag van deze verkiezingen zal verwachtingen scheppen, maar de crisis van het kapitalisme maakt, bovenop de eigenaardigheden van de Surinaamse situatie, een serieuze bloei en opleving in dit stadium onmogelijk. Nederland, de Verenigde Staten en Canada, landen waaruit veel mensen grote investeringen hopen te zien komen, verkeren zelf in grote crisis. De klassenstrijd in Suriname, net als in de rest van de wereld, zal zich nu snel kunnen ontwikkelen. Om deze strijd tot een goed einde te brengen, moet er worden gebouwd aan een internationale organisatie die beschikt over de juiste revolutionaire, marxistische ideeën.