Overal pompen regeringen geld in de wereldeconomie om deze – net aan – boven water te houden. Volgelingen van keynesiaanse ideeën – stimuleringsmaatregelen en beheer aan de vraagzijde – voelen zich in het gelijk gesteld. Maar alleen het marxisme biedt een oplossing.
De pandemie van het coronavirus heeft aanleiding gegeven tot wat waarschijnlijk de diepste crisis in de geschiedenis van het kapitalisme wordt. Er worden overal vergelijkingen gemaakt met de Grote Depressie van de jaren 1930, daar de wereldeconomie instort en de werkloosheid in alle landen omhoog schiet.
In het VK wordt voorspeld dat het bruto binnenlands product (bbp) met tenminste 15% zal instorten in het volgende kwartaal. In de VS voorspelt Morgan Stanley een val van 30% op jaarbasis. Meer dan 30 miljoen mensen zijn in Amerika hun baan al kwijt. In Groot-Brittannië hebben een miljoen mensen aanspraak gemaakt op Universal Credit [een soort bijstand - red.] in de spanne van slechts twee weken.
Nood breekt wet. De heersende klasse zet alles wat ze heeft tegen deze situatie in. Het probleem is dat haar arsenaal al leeg zijn van haar pogingen om de vorige recessie te bevechten.
Met de rentes op 0% heeft het monetair beleid zijn grenzen bereikt. Jaren van quantitative easing hebben ertoe geleid dat verdere stimulering steeds minder effect heeft (een geval van afnemende meeropbrengsten). En de staatsschulden zijn al torenhoog door de bail-outs voor de banken tijdens de vorige wereldwijde crisis. Kortom: ze hebben geen munitie meer om deze crisis te verslaan.
Als gevolg hiervan hebben overheden wereldwijd geen andere keus dan geld de economie in te pompen in een poging het systeem overeind te houden. De geavanceerde kapitalistische landen alleen hebben al biljoenen beloofd [1 biljoen is 1.000 miljard], waaronder $2,2 biljoen in maatregelen van de centrale bank en $4,3 biljoen in staatsuitgaven.
In alle waarschijnlijkheid is dit slechts het topje van de ijsberg van wat er nodig zal zijn om een volledige ineenstorting van de markt af te wenden in de weken en maanden die komen.
Zijn we nu allemaal socialisten?
Veel waarnemers kunnen hun ogen niet geloven. Van de ene op de andere dag heeft een laissez-faire Tory-regering zich gewend tot ongeziene staatsinterventie in de economie, met beloftes van £330 miljard (15% van het bbp) om kleine bedrijven en woningbezitters te helpen, en een onbeperkt bedrag om de lonen van werkers te subsidiëren.
In de VS lijkt het erop dat Donald Trump ertoe is overgehaald een ‘helikopterdrop’ van geld naar Amerikaanse huishoudens te implementeren, waarbij elke burger potentieel een cheque in de post ontvangt voor meer dan $1.000.
In een soortgelijke tijd van crisis, in de vroege jaren 1970, zou de Amerikaanse president Richard Nixon hebben gezegd dat “we nu allemaal keynesianen zijn” toen zijn regering zich wendde tot expansionistisch economisch beleid. Op soortgelijke wijze merken velen op dat “we allemaal socialisten zijn” nu big business regeringen overal de vrijemarktorthodoxie overboord gooien in een poging het systeem te redden.
“Boris moet het socialisme onmiddellijk omarmen teneinde de liberale vrije markt te redden” verklaarde één schrijver in het Tory-mondstuk The Telegraph. De crisis van het coronavirus “verandert Tories in socialisten” verkondigde een andere kop, ditmaal in het Conservatieve blad The Spectator.
Diegenen op links die jarenlang tegen bezuinigingen en voor eisen zoals een ‘universeel basisinkomen’ (UBI) hebben betoogd, geloven begrijpelijkerwijs dat hun tijd is gekomen. Zelfs uitgaand Labour-leider Jeremy Corbyn verklaarde dat de noodmaatregelen van de Tory-regering een rechtvaardiging van zijn economisch programma vormden. Hier is immers de ‘magische geldboom’ waarvan de Conservatieven zeiden dat die niet bestond!
In het bijzonder vinden bepleiters van keynesiaans beleid – van overheidsstimuleringen, staatsuitgaven en top-down economisch management – dat hun ideeën eindelijk correct zijn bewezen.
Hetzelfde geldt voor hun hedendaagse helpers: zij die zich scharen achter ‘Moderne Monetaire Theorie’ (MMT) – voorgestaan door leidende lichten van de Democratische Partij in de VS, zoals Alexandria Ocasio-Cortez (AOC), en door invloedrijke economisch adviseurs in de Britse arbeidersbeweging.
De recente gebeurtenissen lijken activisten het perfecte weerwoord te geven tegen rechtse critici die vragen hoe er voor radicaal beleid betaald gaat worden. Wil je gratis zorg en onderwijs? Geen probleem, we drukken gewoon geld bij. Massa-investeringen in groene energie? Geen zorgen, we draaien gewoon de overheidskraan open. Iedereen een UBI geven? Gemakkelijk – zet maar op de rekening!
Het probleem is dat deze rekening op een gegeven moment moet worden beaald. De echte vraag is: door wie?
Wat is keynesianisme?
Eerlijk gezegd is Moderne Monetaire Theorie geen goede naam. In werkelijkheid stelt het als theorie niet veel voor. Het is ook niet bepaald modern. In de kern is het weinig meer dan een heruitvinding van de ideeën van John Maynard Keynes, die geloofde dat overheden het kapitalistisch systeem konden beheren en reguleren door ‘de vraag te stimuleren’.
Keynes was een Engels econoom die prominent werd door zijn schrijven over de turbulente periode van het interbellum. Hoewel hij tegenwoordig omarmd wordt door de arbeidersbeweging en linkerzijde, was Keynes een toegewijd liberaal. Hij was een actief tegenstander van socialisme, Bolsjewisme en de Russische Revolutie, waarbij hij trots verklaarde dat “de klassenoorlog mij aan de kant van de opgeleide bourgeoisie zal vinden”.
Zijn ideeën waren dan ook niet bedoeld om de werkende klasse te helpen, maar waren een poging om kapitalistische overheden te voorzien van een strategie om uit crises te geraken. In het bijzonder was zijn beroemdste werk – zijn Algemene Theorie – een directe respons op de Grote Depressie en de massawerkloosheid toentertijd in Amerika, Groot-Brittannië en Europa.
Hoewel geen fan van het socialisme, was Keynes kritisch op de zogenaamde ‘vrije markt’. Hij zag correct in dat – zoals Marx vele decennia eerder al gedaan had – de ‘onzichtbare hand’ van de markt niet almachtig was; dat vraag en aanbod elkaar niet altijd in perfect ‘evenwicht’ zouden vinden.
In plaats daarvan kwam het kapitalisme periodiek – zoals in de jaren 1930 – vast te zitten in een vicieuze cirkel, waarbij stijgende werkloosheid leidt tot afnemende vraag; afnemende vraag leidt tot het wegvallen van bedrijfsinvesteringen; het wegvallen van investeringen leidt tot stijgende werkloosheid; enzovoorts.
De oplossing, zo stelde Keynes, was dat de staat zijn intrede zou maken om het gebrek aan vraag te compenseren. Met andere woorden: overheden moesten uitgaven doen die private bedrijven niet deden, om te verzekeren dat de werkers geld hadden om uit te geven.
Zijn zorg was niet zozeer dat de werkers genoeg te eten hadden, maar meer dat ze zouden kopen en consumeren, zodat ze een markt zouden vormen – de ‘effectieve vraag’ – die de kapitalisten nodig hadden om hun producten te verkopen en winst te maken.
Keynes’ programma was er kortom niet op gericht om de levens van de werkende klasse te verbeteren, maar om het kapitalisme te redden van zijn eigen tegenstellingen.
In dit opzicht zien we vandaag de dag weerspiegelingen van de ideeën van Keynes in het beleid dat uitgevoerd wordt als reactie op de crisis, die ingeleid werd door het coronavirus. De gevestigde orde is lang niet zo bezorgd over dat er op de korte termijn mensen zullen sterven, als over de mogelijke depressie die zal volgen als de werkers geen banen, geen geld en geen mogelijkheid hebben om de handelswaar te kopen die in de toekomst door de kapitalisten op de markt gebracht zal worden.
Net als in de Grote Depressie toen, gaan de zorgen van de heersende klasse en haar economisch adviseurs ook nu niet over het redden van de levens van gewone mensen, maar over de levensvatbaarheid van hun systeem – het winstsysteem.
De New Deal
De ideeën van Keynes waren duidelijk van invloed op het vormgeven van de New Deal: het programma van President Roosevelt voor openbare werken die bedoeld waren om de economische groei van de VS te stimuleren tijdens de Grote Depressie.
De Engelse econoom suggereerde immers in zijn Algemene Theorie zelfs dat de overheid vraag kon stimuleren door geld in de grond te stoppen en werkers het weer op te laten graven.
“Er hoeft geen werkloosheid meer te zijn,” stelde Keynes. “Het zou zeker zinniger zijn om huizen en dergelijke te bouwen,” vervolgde hij, “maar als politieke en praktische moeilijkheden dit in de weg staan, zou het bovenstaande beter zijn dan niets.”
Vandaag worden dezelfde ideeën geopperd met betrekking tot de Green New Deal (GND), die een kenmerkende eis van links geworden is, voorgestaan door AOC in de VS en door linkse Labour-activisten in het VK.
Het enige probleem dat de voorstanders van een nieuwe New Deal echter vergeten te vermelden, is dat het origineel niet werkte. De malaise duurde nog lang voort na de implementatie ervan (ze werd zelfs erger met de opkomst van ‘verarm-uw-buurman’-protectionisme). De werkloosheid nam zelfs toe. Pas met het begin van de Tweede Wereldoorlog en de absorptie van werkers in het leger en de wapenindustrie nam de werkloosheid af.
Ook Keynes zelf moest zijn verlies toegeven. “Het is, zo lijkt het, politiek onmogelijk voor een kapitalistische democratie om uitgaven te organiseren op de schaal die nodig is voor de grootse experimenten die mijn zaak gelijk zouden geven – behalve in omstandigheden van oorlog.”
Hetzelfde konden we in recente jaren zien in China, waar in het afgelopen decennium het grootste keynesiaanse bouwprogramma ooit werd ondernomen, in een poging te ontsnappen aan de impact van de wereldwijde kapitalistische crisis. Maar het gevolg is een enorme toename van de overheidsschuld enerzijds, en anderzijds een belachelijke tegenstelling tussen spooksteden die bestaan naast een enorme huisvestingscrisis.
Dit is het logische gevolg van keynesiaanse pogingen om op bureaucratische wijze een kapitalistische, winstgedreven economie te beheren. Er is geen reden om te geloven dat een nieuwe New Deal het beter zou doen, in Amerika, in Groot-Brittannië, of waar dan ook.
Tegelijkertijd is het ook belangrijk om de verschillen te herkennen tussen deze (gefaalde) keynesiaanse experimenten uit het verleden en de maatregelen die vandaag de dag worden ingevoerd door beleidsmakers en wereldleiders in soortgelijk wanhopige omstandigheden.
Traditionele keynesiaanse stappen waren een poging om de vraag te stimuleren – en daarmee bedrijfsinvesteringen – door middel van overheidsuitgaven. Nu, echter, is het doel niet zozeer om de vraag te stimuleren; de productie is immers grotendeels verlamd door de pandemie.
In plaats daarvan is het hoofddoel slechts om het systeem aan de beademing te houden totdat de huidige situatie wegebt; om ervoor te zorgen dat de bazen nog steeds personeel hebben om uit te buiten wanneer de pauze wordt opgeheven. En, bovenal, om de werkers te voorzien van een basaal levensonderhoud, opdat er in de tussentijd geen sociale explosie zal optreden.
Geen gratis lunch
Net als hun traditionele keynesiaanse voorgangers, geloven de aanhangers van MMT dat er nooit enige recessie zou hoeven zijn, of enige noodzaak voor bezuinigingen of sluitende begrotingen, aangezien overheden altijd de economie binnnen kunnen treden door geld te scheppen en het uit te geven.
Vooropgesteld dat landen hun eigen ‘onafhankelijke’ valuta hebben, zo wordt ons verteld, kan het geld van overheden nooit opraken, aangezien de staat er altijd voor kan kiezen om iedere schuld te betalen door meer geld te ‘drukken’.
Ja, geld kan ‘uit het niets’ worden geschapen. Maar waarde en vraag kunnen dat niet. De staat kan geld scheppen. Maar de staat kan niet garanderen dat dit geld enige waarde heeft. Zonder een productieve economie die erachter staat, is geld betekenisloos. Geld is slechts een vertegenwoordiging van waarde. En echte waarde wordt geschapen in de productie, als gevolg van de toepassing van de sociaal noodzakelijke arbeidstijd.
Het geld dat een staat schept zal dus slechts waarde hebben in zoverre het de waarde vertegenwoordigt die in omloop is in de economie, in de vorm van de productie en uitwisseling van waren. Is dit niet het geval, dan is het een recept voor inflatie en instabiliteit.
Bijvoorbeeld, als een overheid twee biljetten drukt waar er eerst maar één was – alle andere zaken gelijk gehouden – dan vermindert dit de waarde van de valuta met de helft, en daardoor zullen de prijzen in de economie verdubbelen. Middeleeuwse monarchen – en hun onderdanen – leerden dit door schade en schande, toen prijzen de pan uit rezen en de inflatie omhoog schoot als gevolg van de eindeloze waardevermindering van de valuta.
Uiteindelijk bestaat er niet zoiets als een gratis lunch als we het over het kapitalisme hebben. Overheden bezitten geen eigen geld. Staatsuitgaven moeten uiteindelijk betaald worden uit belastingen of uit leningen. En geen van deze creëert vraag, maar schuift het slechts rond binnen de economie.
Laten we eerst belastingen beschouwen. Deze vallen ofwel op de kapitalistische klasse, wat ten koste gaat van investeringen, of ze vallen op de werkende klasse, wat ten koste gaat van consumptie. In beide gevallen is het gevolg dat de vraag niet uitgebreid, maar ingeperkt wordt.
Hetzelfde geldt voor lenen door de overheid. Geld dat vandaag van de kapitalisten wordt geleend, moet morgen worden terugbetaald – en met rente. Met andere woorden: men kan vandaag de vraag ‘stimuleren’ door als overheid te lenen, maar alleen door het mes te zetten in de vraag van de toekomst.
De staat kan proberen om het belasten en lenen te vermijden door geld bij te drukken. Maar hij kan geen leraren en scholen drukken, geen artsen en ziekenhuizen of ingenieurs en fabrieken. Als overheidsuitgaven de vraag opstuwen tot voorbij het aanbod, dan zullen marktkrachten overal de prijzen omhoog duwen – dat wil zeggen, ze zullen inflatie veroorzaken.
Dit is de uiteindelijke limiet aan het vermogen van elke overheid om geld te scheppen en uit te geven – de productiecapaciteit van de economie: de economische middelen die een land ter beschikking staan in termen van diens industrie, onderwijs, bevolking, enzovoorts.
Tegelijkertijd kan de staat weliswaar geld scheppen, maar kan hij niet verzekeren dat het geld toegepast wordt. Het is niet de staat die de vraag naar geld creëert, maar de behoeften van de kapitalistische productie. En deze productie wordt uiteindelijk gedreven door winst. Bedrijven investeren, produceren en verkopen teneinde winst te maken. Waar de kapitalisten geen winst kunnen maken, zullen ze niet produceren. Zo simpel is het.
Kapitalisme en klasse
Natuurlijk, als de behoeften van de samenleving niet vervuld worden door de private sector, dan kan de overheid binnentreden en deze direct vervullen via de publieke sector. Maar de logische conclusie hiervan is niet om meer geld te scheppen, of iedereen van een ‘universeel basisinkomen’ te voorzien, maar om de productie uit de markt te halen door de sleutelsectoren van de economie te nationaliseren als onderdeel van een rationeel, democratisch, socialistisch plan.
Maar je kunt niet plannen wat je niet beheerst. En je kunt niet beheersen wat je niet bezit. Het keynesianisme vermijdt echter deze cruciale vraag van economisch eigendom.
In plaats daarvan bevat de keynesiaanse economische analyse helemaal niets over de kwestie van klasse; schijnbaar onwetend over het feit dat we in een klassensamenleving leven, die bestaat uit tegengestelde economische belangen: die van de uitbuiters en die van de uitgebuitenen.
Uiteindelijk zal, zolang de economie gedomineerd blijft door het grote bedrijfsleven en private monopolies, al het geld dat het systeem in wordt gepompt, gebruikt worden om te betalen voor koopwaren – voedsel, onderdak, etc. – die geproduceerd worden door de kapitalisten.
Met andere woorden: al dit geld zal uiteindelijk in de zakken van profiterende parasieten belanden. Dit is het echte probleem met reformistische eisen zoals UBI, die niets doen om de macht van de kapitalistische klasse uit te dagen.
Uiteindelijk stellen noch de keynesianen, noch hun MMT/UBI-nazaten voor om de huidige economische betrekkingen en de gebroken dynamiek die eruit voortkomt, fundamenteel te veranderen. Privaat bezit blijft voor hen onschendbaar en heilig. De anarchie van de markt blijft ongeroerd.
Hun strategie, samengevat, is er één die het kapitalisme redt en oplapt, in plaats van het omver te werpen.
We moeten het kapitalistisch systeem aanpakken bij de wortels: privaat bezit en productie voor winst. Alleen door gemeenschappelijk bezit van de productiemiddelen in te stellen en een socialistisch economisch plan te implementeren, kunnen we de behoeften van de samenleving vervullen. We kunnen ons met de geldpers geen weg naar het socialisme drukken.
Marxisme vs keynesianisme
Vandaag de dag, zelfs in tijden van ‘groei’, draait de kwetsbare wereldeconomie ver onder diens productiecapaciteit. Deze ‘overcapaciteit’ is een kenmerkend symptoom geworden van een systeem dat allang zijn nuttigheid heeft overleefd. Zelfs op zijn hoogtepunt kan het kapitalisme slechts 80-90% van zijn productieve mogelijkheden succesvol aanwenden. Dit zakt in tot 70% of minder in tijden van recessie. Tijdens vroegere recessies is dit getal zo laag als 40-50% geweest.
Maar de vraag die nooit gesteld wordt door keynesianen (van alle smaken) is hoe we in eerste instantie in deze situatie verzeild zijn geraakt.
“Het gebruik van MMT [en keynesianisme in het algemeen] is als het oppompen van een platte band,” zo vermeldt Larry Elliott, economisch redacteur bij The Guardian. “Zodra deze volledig opgeblazen is, is er geen behoefte om verder te pompen.” Maar wat is in eerste instantie de oorzaak van het lek?
Hoezo wordt onze volledige productiecapaciteit niet benut? Hoezo zit de economie vast in deze neerwaartse spiraal van lage investeringen, werkloosheid en gestokte vraag? Hoezo moet de overheid binnentreden en het systeem redden?
Hierop hebben de keynesianen geen antwoord. Ze stellen slechts dat ‘overcapaciteit’ het gevolg is van een gebrek aan effectieve vraag. Bedrijven produceren niet doordat er niet genoeg vraag is naar de goederen die ze produceren. Maar hoezo?
Het marxisme, daarentegen, biedt een heldere, wetenschappelijke analyse van het kapitalistisch systeem, zijn betrekkingen en wetten, en hoe deze uit zichzelf tot crises leiden. Deze crises zijn, in de laatste instantie, crises van overproductie. De economie stort niet in doordat er een afname is van vraag (of vertrouwen), maar doordat de productiekrachten in conflict komen met de nauwe beperkingen van de markt.
Productie onder het kapitalisme is productie voor winst. Maar om winst te realiseren, moeten kapitalisten in staat zijn om de handelswaar die ze produceren, te verkopen.
Winst wordt zich tegelijkertijd echter door de kapitalisten toegeëigend uit de onbetaalde arbeid van de werkende klasse. Werkers produceren meer waarde dan ze terug krijgen in de vorm van loon. Het verschil is meerwaarde, die de kapitalistische klasse onderling verdeelt in de vorm van winst, grondrente en financiële rente.
Het resultaat is dat er, onder het kapitalisme, een inherente overproductie in het systeem aanwezig is. Het is niet simpelweg een ‘gebrek aan vraag’. De werkers kunnen het zich nooit veroorloven om alle waren die het kapitalisme produceert, op te kopen. Het vermogen om te produceren groeit buiten de limieten van de markt om de producten te absorberen.
Natuurlijk kan het systeem deze beperkingen tijdelijk overkomen door de meerwaarde te herinvesteren in nieuwe productiemiddelen, of door het gebruik van krediet om de markt kunstmatig uit te breiden. Maar dit zijn slechts tijdelijke maatregelen die “de weg plaveien”, in de woorden van Marx, “voor uitgebreidere en vernietigendere crises” in de toekomst.
De crash van 2008 markeerde de ontknoping van een dergelijk proces – een climax die decennia werd uitgesteld op basis van zowel keynesiaans beleid als een sterke groei van krediet. Maar nu is er een nog diepere crisis ingetreden – en noch de keynesianen, noch de MMT’ers of wie dan ook behalve de marxisten, kan een uitweg bieden.
Keynesianisme en MMT kunnen hoogstens een palliatief medicijn bieden voor een chronische ziekte. Maar geen van beide kan de ziekte correct diagnosticeren of een werkelijke genezing bieden.
Socialisme of barbarij
De kapitalisten gooien nu alles, maar dan ook alles wat ze hebben naar het probleem, in een wanhopige poging om te voorkomen dat hun systeem instort. Maar wat ze de werkers vandaag geven in de vorm van loonsubsidies en overheidsuitgaven, zal morgen worden afgepakt door middel van bezuinigingen.
Zij die binnen de arbeidersbeweging oproepen tot maatregelen in keynesiaanse stijl, zitten ongetwijfeld vol met goede bedoelingen. Maar, zoals het oude gezegde gaat, is de weg naar de hel geplaveid met zulke goedbedoelde wensen.
Eisen voor keynesiaans beleid, MMT, UBI en de rest zijn niet alleen verkeerd, maar schadelijk – schadelijk doordat ze illusies zaaien die de weg vrijmaken voor rampspoed en teleurstelling.
In dit opzicht moeten we ons luid laten horen, zoals het kleine jongetje in het verhaal van Hans Christian Andersen – de keizer heeft geen kleren! We hebben een plicht om een waarschuwend woord te bieden aan werkers en jongeren: geloof niet in diegenen die jou hun kwakzalvende remedie proberen op te dringen. Nu is niet de tijd voor de sluwe listen van charlatans en verkopers van slangenolie.
Wij bekritiseren keyesianisme en MMT echter niet vanuit dezelfde positie als de verdedigers van de ‘vrije markt’. Nee, onze kritieken komen vanuit een marxistisch perspectief – vanuit het standpunt van wat goed is voor de wereldwijde werkende klasse; vanuit wat er nodig is om het kapitalisme af te schaffen en de mensheid te bevrijden.
Het kapitalisme bevindt zich in een impasse. Het kan de samenleving niets bieden behalve barbarij. Alleen een helder socialistisch alternatief van gemeenschappelijk bezit, werknemerscontrole en democratische economische planning kan de mensheid een weg voorwaarts bieden.
vertaald door Nick Spook